Barsten in het glazen plafond?

OnderwijsInnovatie – Maart 2011

Er zijn weinig vrouwen die een topfunctie binnen de academische wereld bekleden. Gelukkig zijn er uitzonderingen. Zoals Anja Voskamp, die onlangs als rector magnificus van de Open Universiteit is begonnen en Elphi Nelissen, managing partner van Nelissen Ingenieursbureau B.V., die deze zomer als decaan van de faculteit bouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) begint. OnderwijsInnovatie noteerde stevige uitspraken over het glazen plafond en de uitdagingen in het onderwijs. ‘Vrouwen moeten oppassen om niet te gaan denken dat ze gevraagd zijn omdat ze vrouw zijn.’

Twee dingen worden snel duidelijk wanneer prof. mr. Anja Oskamp en ir. Elphi Nelissen zich aan elkaar voorstellen, ten eerste: kinderen zijn geen bezwaar voor een glanzende loopbaan en ten tweede: zie stappen in je carrière als positieve veranderingen, maar zet die volgende stap wel als je er echt aan toe bent. Zo heeft Oskamp niet gesolliciteerd op een aantal hoogleraarschappen omdat zij op dat moment haar prioriteiten vooral bij haar gezin legde. Nelissen heeft als ondernemer en (mede)eigenaar van een bedrijf met 70 werknemers altijd zelf kunnen en willen sturen. Ook nu ze het decanaat aan de TUe heeft aanvaard zijn de randvoorwaarden door haar gesteld.

Het glazen plafond

Hoe hard is het glazen plafond? Zijn maatregelen als quota vaststellen nodig om meer vrouwen in topposities te krijgen? Anja Oskamp vertelt met veel enthousiasme over een project dat zo’n tien jaar geleden aan de VU heeft plaatsgevonden. ‘Laat ik voorop stellen dat ik de negatieve bijsmaak die quota vaak hebben heel vervelend vind, maar het positieve van quota is dat het organisaties dwingt verder te kijken dan hun neus lang is. Dat is aan de VU gebeurd, waar de rechtenfaculteit de mogelijkheid kreeg zeven vrouwen voor één dag per week te benoemen. Er werd gezegd: je hoeft niemand aan te nemen maar je mag iemand aannemen voor één dag in de week. Die persoon moet aan drie voorwaarden voldoen: 1. de persoon in kwestie moet een vrouw zijn; 2. ze moet kwalitatief goed zijn; 3. de persoon moet een innovatief vakgebied beheersen. En ja, het project is zeer succesvol gelopen, twee vrouwen zijn inmiddels fulltime hoogleraar aan andere universiteiten, ik ben nu rector magnificus geworden aan de OU, twee dames zijn benoemd in de prestigieuze KNAW en ook de anderen doen het heel goed. Kortom, dit is een voorbeeld waar een klein zetje een zeer positieve uitwerking heeft gehad.’

Nelissen is blij verrast maar blijft bij haar standpunt dat je niet echt harde quota moet stellen, want dat leidt meestal tot een groter afbreukrisico dan de winst die je kunt behalen. ‘Wat ik belangrijk vind is dat je organisaties dwingt bewust te gaan zoeken. De presentatie van vrouwen bij een sollicitatiegesprek is echt anders dan van mannen. Daarom moeten ook vrouwen in een sollicitatiecommissie zitting hebben, maar is het ook van belang om mannen duidelijk te maken dat vrouwen anders reageren. Je zou willen dat mannen op dit niveau zich daarvan bewust zijn, maar dat is dus toch niet zo. De mindset moet veranderen en dat gaat niet vanzelf. Ik heb het nu meegemaakt met mijn benoeming als decaan bij de bouwkundefaculteit. In eerste instantie waren er drie mannelijke sollicitanten bedacht. Het CvB was het daar niet mee eens, dat wilde een vrouw op deze positie.’

Oskamp: ‘Vrouwen moeten wel oppassen om niet te gaan denken dat ze gevraagd zijn omdat ze vrouw zijn. Een beetje zelfbewustzijn is wel op z’n plaats. In mijn tijd als decaan heb ik veel mensen aangenomen – vrouwen, maar veel meer mannen. We hebben iedere keer heel bewust gezocht naar vrouwen, maar ik heb gemerkt dat vrouwen soms echt niet willen. Wat ik ook gemerkt heb is dat de vrouwvriendelijkheid met de komst van de nieuwe generatie jonge mannen zeer gestegen is. Vergeet niet dat de huidige generatie mannelijke hoogleraren allemaal een vrouw hebben die niet thuis zit.’

Blijft het feit dat Oskamp in het VSNU-gremium van rectoren de tweede vrouwelijke rector magnificus is en bij de decanen rechtsgeleerdheid de enige was. Ook Nelissen is straks de enige vrouwelijke decaan aan de TUe.

Ambitie

Nelissen is ervan overtuigd dat er heel veel vrouwen zijn met ambitie. Maar volgende stappen in de carrière kunnen niet op elk moment gezet worden. ‘Nu heb ik bewust gezegd dat ik wil me onafhankelijker van mijn bedrijf wil maken. Vijf jaar geleden had ik nog ‘nee’ moeten zeggen want mijn organisatie kon nog niet zonder me. Dus je moet ook de randvoorwaarden creëren dat je een volgende stap kunt zetten. Zo moet je thuissituatie op orde zijn.’

Beide gesprekspartners zien het grote probleem van alleen maar vrouwen die in het basisonderwijs voor de klas staan. Jongens kunnen zich niet identificeren, maar er is nog een ander probleem: in een vakgebied waarin heel veel vrouwen werkzaam zijn, neemt de status van dat vak af. Oskamp: ‘Vroeger was de onderwijzer ‘een mijnheer’ en die was belangrijk. Nu is de juf een mevrouw die op de een of andere manier helemaal niet meer zo belangrijk is.’

Nelissen: ‘Salaris en status spelen zeker ook een rol. En dus kiezen jongens niet meer voor dat beroep, ook al omdat ze er tegen opzien om in een groep te gaan zitten met alleen maar vrouwen en je hebt ook nog een enorme werklast. Persoonlijk vind ik de pabo’s te veel alfa en een te hoog fröbelgehalte hebben. ‘Zelfs als je een wiskundesom wil maken moet je echt goed kunnen lezen. Zo is ons hele onderwijs opgebouwd, het moet vooral leuk zijn. Ik word van de boeken die in het middelbaar onderwijs gebruikt worden niet vrolijk. Voor bètageoriënteerde leerlingen is het momenteel niet fijn in het voortgezet onderwijs. Terwijl didactische en vakinhoudelijke kennis veel belangrijker zijn. We vertrouwen onze kinderen en dus onze toekomst toe aan deze mensen. Als een gymnasium- of atheneumleerling naar de pabo gaat dan zegt men ‘wat zonde’. Dat vind ik jammer. Het gaat mij niet om de status van het beroep maar om de perceptie van de maatschappij op het beroep van onderwijzer.’

Veel studenten vooral in de bètahoek kampen met dyslexie. Dan worden didactische vaardigheden van docenten echt belangrijk. Beide dames houden een pleidooi om docenten duidelijk te maken dat een ingewikkelde formule die in één keer in PowerPoint  verschijnt, vaak dodelijk is. Een formule die je stapje voor stapje opbouwt, werkt wel. Met een smartboard kan dat prima.’

Helaas, zo moeten de gesprekpartners vaststellen, zijn de didactische vaardigheden van veel docenten niet zo geweldig.

Financiering

Het steekt Nelissen dat wij als welvarend land niet bereid zijn om voldoende geld in ons onderwijs te stoppen. ‘Als je de kenniseconomie echt gaat uithollen wat blijft er dan nog over? We proberen extra in te zetten op techniek. Een goede zaak, want het vormt een belangrijk deel van onze inkomsten en onze export. En dan bedenkt men dat de studenten de masteropleiding maar zelf moeten betalen. Ik snap dat niet. Het wordt eerst als een beslissing gelanceerd en vervolgens begint de regering na te denken dat het misschien toch niet zo handig is voor techniekstudenten met een tweejarige masteropleiding. Als ik als bedrijf op die manier beleid zou maken bestond ik al lang niet meer.’

Oskamp: ‘We zijn domweg niet bereid te investeren in opleidingen en de uitholling wordt langzamerhand voelbaar. Er wordt helemaal niet nagedacht over de maatregelen. Neem het niet meer financieren van een tweede studie. Het gaat hier wel om de beste studenten die een tweede studie willen doen. Die merken dat hun ontwikkeling nog niet is afgerond. En die ontneem je de mogelijkheid. Je mag best een extra investering van de student vragen, maar je moet de weg niet afsluiten. Maak voor dat traject een leenstelsel. En voor mensen die in een latere fase van hun leven gaan studeren is de netwerkfunctie ook heel belangrijk. Die mogelijkheid moet je uitbaten. Ook dat is een argument om de tweede studie niet af te sluiten.’

Anders studeren

Studenten studeren anders dan vroeger maar universiteiten hebben weinig mogelijkheden om de studenten te dwingen te studeren. Oskamp is in 5 jaar afgestudeerd omdat ze zo dolgraag een beurs voor Noorwegen wilde hebben. Dus die studie moest gewoon klaar zijn. Ze betwijfelt of de prikkel van ‘een hoger collegegeld betalen’ wel zal werken. ‘Ik vind dat je als universiteit studenten direct moet kunnen aanspreken op hun studiegedrag.’

Nelissen: ‘Ik vind er wel een taak liggen voor de universiteiten om studenten te begeleiden zodat ze geen studievertraging oplopen. Nu is het zo dat er weliswaar een bindend studieadvies wordt afgegeven maar de begeleiding daarna zou wel intensiever moeten zijn.’

Oskamp: ‘Op de VU heeft de rechtenfaculteit twee jaar geleden het bindend studieadvies ingevoerd, maar het betekende wel een extra studieadviseur met de bijbehorende kosten. Juist om dat soort gesprekken goed te kunnen voeren is zo’n functionaris waardevol.’

De top

Nederland heeft de ambitie om in de top 5 van de kenniseconomieën van de wereld te staan.

Oskamp en Nelissen vinden dit een loffelijk streven maar constateren tegelijkertijd dat we te veel willen. We willen én studenten opleiden tegen heel lage kosten; én toponderzoek doen dat nauwelijks iets mag kosten want we stellen weinig middelen beschikbaar. Door de voorgestelde bezuinigingen zal Nederland echt gaan dalen in de ranking, weten beiden.

Nelissen: ‘Wat ook een essentieel punt is: hoe zwaar belasten we de mensen op de universiteiten? De rek is eruit. Toen ik als directeur van Nelissen Ingenieursbureau op de universiteit ging werken verbaasde ik me erover hoe hard er gewerkt wordt. Als ik om 12 uur ’s nachts een mailtje stuur, krijg om vijf over twaalf antwoord.’

Oskamp: ‘De buitenwacht heeft kennelijk niet door hoe hard er gewerkt wordt op onze universiteiten. Directeuren bedrijfsvoering vragen zich af hoe er nog iets af kan. Denkt men in Den Haag dat we zitten te klaverjassen? Ik zie mensen echt omvallen. Er zijn zaken die niet goed geregeld zijn. Als je ziet hoeveel tijd je moet steken in de aanvraag voor een onderzoeksvoorstel. En hoe groot is de kans dat je dat bedrag dan krijgt? In die tijd zou je ook een artikel hebben kunnen schrijven. Natuurlijk moet er een manier zijn om de kwaliteit te bewaken, maar we zijn nu doorgeschoten door te veel tijd, geld en energie te besteden aan elkaar de maat nemen in plaats daadwerkelijk ons werk te doen.’

Wat de top betreft zien beide gesprekpartners studenten naar de universiteiten komen die daar misschien niet thuishoren terwijl ze wel een vwo-diploma hebben. Oskamp: ‘Het is aardig om heel veel mensen hoog op te leiden, maar het is belangrijker eerst te definiëren wat we nodig hebben in onze kenniseconomie. Misschien moeten we toch maar selectie gaan toepassen. Ik heb geen pasklare oplossing. Wel moeten we zorgen dat hbo-opleidingen, zoals lerarenopleidingen en pabo’s ongelooflijk aantrekkelijk worden voor studenten. Zodat vwo-leerlingen bewust de keuze maken een dergelijke opleiding te volgen vanuit een positief perspectief.’

Nelissen: ‘Ik vind het heel erg dat er geen echt goede leerlingen vanuit het vwo naar de pabo gaan. Daar hebben decanen op atheneum en gymnasium echt een taak te vervullen. En zoals er op de universiteiten nog wel wat meer vrouwen mogen komen, zo zou je voor de pabo’s weer meer mannelijke studenten willen.’